Sla over en ga direcht naar de inhoud van deze pagina

Actueel


15-03-2021

Teeltbeschrijving lelie –broeierij (Bron: edepot.wur.nl/430369)

Uitgangsmateriaal:

Uitgangsmateriaal wordt zelf geteeld, of aangekocht. Uitgaan van VIRUSVRIJ uitgangsmateriaal !

Bewaring:

Bollen na rooien 6-8 weken bewaren bij 2°C (rustbreking).

Vervolgens bollen afbroeien of bollen invriezen voor (langdurige) bewaring. Bollen in december tot half

januari ontsmetten en invriezen in vochtige vulstof (tuinturf, potgrond) in plastic. Ook mogelijk: bewaren

ingepakte en ingevroren leliebollen in ULO-cel (1 knop minderverlies in broeierij).

Invriezen:

- Invriestemperatuur afhankelijk van soort (zie Tabel)

- Invriezen tot 15 januari

- Binnen 14 dagen moet ieder punt in stapel/kist op gewenste temperatuur zijn. Een voldoende ruime

stapeling van bakken/stapels is hiervoor nodig

- Ingevroren bollen nooit voor de tweede keer invriezen (vorstschade)

Het juiste invries moment kan vastgesteld worden doorbepaling van het suikergehalte in de spruit.

Bollen kunnen afhankelijk van cultivar, ras tot ongeveer een jaar na de oogst afgebroeid worden mits

goed bewaard. Bij uitlopen spruiten bollen snel opplanten ter voorkoming van vorstschade. Niet

ingevroren lelies kunnen slechts kort worden bewaard; duur is afhankelijk van ruimte-temperatuur en

tijdstip seizoen. Ontdooide bollen max. 2 weken bij 1°C en 1week bij 5°C bewaren.

Bollen uit Frankrijk en Zuidelijk halfrond beter geschikt voor lange bewaring dan Nederlandse bollen.

Advies:

- Nederlandse bollen: broei vanaf februari

- Franse bollen: broei tot 1 oktober

- Zuidelijk halfrond bollen (Nieuw Zeeland, Chili): broeivanaf 1 oktober

Groep Temp.

invriezen

(°C)

Opmerkingen:

Aziatische hybr. -2 - Vanaf ± 5 januari natuurlijke rustbreking gehad 1

- Kunnen 1 jaar bewaard worden

Oriëntal hybr. -1.5 - Bij voorkeur direct na rooien invriezen (zonder koude-behandeling)

- Vanaf 20 januari natuurlijke rustbreking gehad 1

- Door late rooitijdstip pas in januari op te planten

- Vanaf juli kans op spruitvorming in bewaring en vorstschade (afh.

van cultivar en jaar)

- Tot uiterlijk 1 augustus bewaren

Longiflorum hybr. -1.5 - Vanaf juli kans op spruitvorming in bewaring en vorstschade (afh.

van cultivar en jaar)

- Tot uiterlijk eind augustus bewaren

L/A-hybr. -2

1 Bij buitentemperaturen onder 13°C

Kas

Kasopstand:

Verhouding licht, temperatuur, luchtbeweging en ventilatie moeten goed te regelen zijn. Een flinke

luchtinhoud in de kas is hiervoor een vereiste. Voldoende ruimte boven het gewas is noodzakelijk voor

buffering van de lucht voor een gelijkmatiger klimaat (tevens ruimte voor installatie energiescherm,

belichtings- en beregeningsinstallatie). Voldoende lichtinval in lichtarme maanden. Goede

beluchtingsmogelijkheden en schermcapaciteit om in zomermaanden grond- en luchttemperatuur zo laag

mogelijk te houden.

Verwarming:

Kastemperatuur per groep in °C.

Aziatische hybr. 8-14

Oriëntal hybr. 16

Longiflorumhybr. 16

L/A-hybr. 8-14

Via hete lucht- of buisverwarming. Buisverwarming geniet voorkeur (betere warmte-verdeling en

klimaatbeheersing). Bij hetelucht-verwarmingsinstallaties letten op goede warmte verdeling, goede

verbranding en lekdichte afvoer verbrandingsgassen (ethyleen). Norm verwarmingsinstallatie ± 220

Watt/m2/uur. Niet wenselijk om veel buizen laag op te hangen. Kan door plaatselijk sterke

stralingswarmte ongelijke groeiomstandigheden geven, met verhoogde kans op bloemknopverdroging.

Gewasverwarming (buizen of slangen, temp. max. 40°C) aan te bevelen voor droog gewas (i.v.m.

Botrytis) en verbetering microklimaat.

Een stabiel klimaat vermindert de kans op ziekten en afwijkingen (ook minder virussymptomen)

CO2-installatie:

Doseren van CO2 heeft een positief effect op het takgewicht. Toediening vanuit ‘hangende kachels’,

centraal vanuit de ketel of toediening zuivere CO2. Start en zodra het licht wordt, enkele uren tot gehele

dag toedienen, mits kas gesloten is of er weinig wordt geventileerd. Er moet wel voldoende licht zijn voor

assimilatie. Bij assimilatiebelichting kan het gehele etmaal worden gedoseerd. Goed beveiligde

apparatuur van belang om onvolledige verbranding en ontstaan ethyleen en koolmonoxide te

voorkomen.

Beregening:

Gelijkmatige watergift over de hele kas is zeer belangrijk. Voorkeur voor regenleiding boven gewas

(goede verdeling, schoonspoelen gewas, koeling gewas). Als gewas dichtgegroeid regenleidingen op de

grond of druppelslangen (minder kans op strijken en Botrytis-aantasting). In de winter hoge RV

voorkomen.

Belichting:

Assimilatiebelichting:

Bij onvoldoende licht in de winter, vooral ter voorkoming van knopval, maar ook: voorkoming

onvoldoende groei, slapper gewas, lichtere bladkleur, verminderde houdbaarheid.

Aziatische hybriden (cultivar-afhankelijk) meest gevoelig voor knopval, Oriëntal hybriden minst gevoelig.

In wintermaanden: goed licht doorlatende kas, geringere plantdichtheid, minder lichtgevoelige cultivars

afbroeien. Gebruik schermdoek en plastic folie verslechteren lichtomstandigheden.

Schermen:

Bij belichting verplicht, maar ook aan te bevelen i.v.m.klimaat beheersing en energiebesparing.

Bij voorkeur een beweegbaar scherm dat zo weinig mogelijk licht wegvangt. Van april tot najaar krijtlaag

aanbrengen (of schaduwdoek).

Bodem en water:

pH

Aziatische- en Longiflorum-hybriden : pH 6 à 7

Oriëntal-hybriden : pH 5.5 à 6.5

Waterhuishouding

Tenminste 40 cm goed gedraineerde grond.

Zoutgevoeligheid

Oppassen met te zoute (verse) organische mest en te veel kunstmest.

Zoutgehalte max. 1.5 mS.

Chloorgehalte max. 1.5 mmol/l.

Voorraadbemesting:

Ruimschoots voor teeltaanvang grond bemonsteren en afhankelijk van structuur, voedingstoestand en

zoutgehalte verteerd organisch materiaal door grond werken, bijv. 1 m3 oude verteerde koemest per 100

m3. Pas op met verse mest (wortelverbranding) !

Zwaardere, meer humeuze gronden: tuinturf voorkeur. Geenstalmest (‘kittende’ werking). Zand of lava

zand (flugsand) ook mogelijk.

Voedingsarme gronden: fosfaat en kali in vorm van enkelvoudige meststoffen strooien.

Geen fluorhoudende meststoffen toedienen; fluor-arme meststoffen als dubbelkalkfosfaat hebben de

voorkeur.

Gietwater:

Zoutgehalte gietwater moet laag zijn (EC max. 0.5 mS/cm). EC regenwater voldoet, EC bron- en

oppervlaktewater kan, m.n. gedurende de zomer, sterkoplopen. Chloorgehalte: max. resp. 200 mg/l

(kas) en 450 mg/l (buiten).

Indien wordt gegoten met water boven de genoemde normen, dan grond constant vochtig houden.

Algemene teeltmaatregelen

Aankomst:

Bollen gelijk na aankomst in iets vochtige grond planten. Ingevroren bollen eerst ontdooien bij 10 à

15°C. Ontdooide bollen niet opnieuw invriezen (vorstschade).Niet ingevroren en ontdooide bollen max. 2

weken bij 0 tot 2°C en 1 week bij 2 tot 5°C bewaren.

Bolmaat:

In lichtarme periode kleinere bol maat planten

Teeltplaats

In volle grond of in potgrond of kokos in bakken, in glazen of plastic kassen.

Buiten planten van lelies alleen in gebieden met gunstig klimaat.

Planten:

 Uitgaan van ziekte-vrije grond

 Eerste fase van teelt grond voldoende koel houden

 Bij warm weer ’s ochtends of ’s avonds planten; eventueel planten uitstellen bij te warm weer

 Voorkom uitdrogen bollen (wortels) tijdens planten

 Bollen voldoende diep planten (‘s winters 6 à 8 cm, zomers8 à 10 cm grond boven de bollen)

 Plantdichtheid afhankelijk van lelie-groep, periode engrondsoort

 Gewasondersteuning tijdens wintermaanden, bij cultivarlengte groter dan 80 à 100 cm en in geval

van optrekken bij oogsten

Bemesting:

3 weken na planten stikstof toedienen, zowel op voedselarme als op voedselrijke gronden (bijv. 1 kg

kalksalpeter/100 m2). Indien tijdens teelt gewas te licht wordt door N-gebrek, dan tot 3 weken voor

oogst 1 kg snelwerkende stikstof/100 m2 geven.

Streefwaarden voedingselementen afhankelijk van groep.

Bemesting handmatig toedienen of via regenleiding. Bij toediening via regenleiding A- en B-bak

gebruiken, om neerslagen te voorkomen. Na bemesten via regenleiding het gewas goed na regenen ter

voorkoming van bladverbranding. Bij gebruik van regenwater Borax aan voedingsoplossing toevoegen.

Tijdens teelt EC-waarde van grond regelmatig controleren.

Watergift:

Enkele dagen voor planten grond vochtig maken. Direct na planten, in enkele keren flink water geven.

Bovenste grondlaag moet continu vochtig zijn. Te vochtig moet worden voorkomen.

Bij voorkeur ’s morgens vroeg beregenen. Zo nodig extra stoken of luchten om Botrytis te voorkomen.

Onkruidbestrijding:

Chemische onkruidbestrijding alleen toepassen indien echtnoodzakelijk. Wieden en voorkomen van

onkruid door grond voor planten te ontsmetten (stomen, inunderen) hebben voorkeur.

Spuiten tegen de avond op een droog gewas met 5 liter water per 100 m2. Volgende dag gewas met

broes goed afspoelen. Middelen max. tweemaal per jaar op dezelfde plaats toepassen en alleen

pleksgewijs.

Kasklimaat:

Temperatuur:

Beworteling (= eerste 1/3 deel van teeltperiode of totdat stengelwortels zijn gevormd) bij 12 à 13°C.

Eventueel in warmere maanden grondkoeling toepassen.

Voortrekken in koelcel (2-3 weken bij ongeveer 12°C) is gunstig.

Na bewortelingsperiode:

Etmaaltemperatuur per groep in °C.

Aziatische hybr. 14 à 15

L/A-hybr. 14 à 15

Oriëntal hybr. 16 à 17

O/T-hybr. 16 à 17

Longiflorum hybr. 14 à 16

Luchtvochtigheid:

Optimale RV is 70 à 80%. Grote schommelingen voorkómen en veranderingen in RV geleidelijk laten

verlopen. Bij lage RV buitenlucht ’s morgens vroeg luchten en watergeven. Bij hoge RV buitenlucht

gelijktijdig stoken en luchten.

Luchten:

Voor temperatuurbeheersing en verlaging RV.

Schermen:

Beïnvloeding temperatuur, luchtvochtigheid enlichtomstandigheden.

Teelt op kisten:

Voornamelijk toegepast bij Oriëntal-hybriden.

Substraat:

Goed vochthoudend en luchtig medium. Kokos, potgrond of een mengsel van veensoorten, evt. met

toevoeging van kokos, perlite (fluorvrij) of gesteriliseerde rijstkaf of teeltaarde.

Oriëntal-lelies pH 5.5 à 6.5. Als voorraadbemesting per m30.5 kg 12-14-14 incl. sporenelementen.

Bij hergebruik potgrond eerst stomen.

Plantwijze:

Minimale binnendiepte fust ca. 12-14 cm. Planten met min. 1cm potgrond onder bol en 8 cm potgrond

boven bol.

Beworteling:

In de kas of in een koelcel. Minimale temperatuur in bewortelingscel is -0.5°C (totale remming).

Optimale bewortelings-temperatuur is 12 à 13°C. Bij deze temperatuur in maart ± 3 weken na planten in

kas, in augustus ± 2 weken na planten in kas.

Watergift in kas:

I.v.m. snelle uitdroging in kisten, grond continu lichtvochtig houden.

Buitenbloementeelt:

Planttijdstip

Vanaf voorjaar. Laatste plantdatum afhankelijk van klimaat. Op droge gronden bij lichte nachtvorst (-1

tot -4°C) lelieplanten die boven de grond staan beregenen. Bij -5°C en lager schade niet te voorkomen.

Plantwijze:

Bij voorkeur grotere bolmaten (meer lengte), tenzij cultivargevoelig is voor bladverbranding. Plantdiepte

10-15 cm boven bollen. Plantdichtheid 10% hoger dan in kas.

Overigeteeltmaatregelen:

Bemesting als in de kasteelt. Als bemesting wordt gestrooid hogere voorraadbemesting (als zoutgehalte

bodem dit toelaat) of langzaam vrijkomende meststof geven. Indien mogelijk tijdens teelt schermen.

Veel aandacht voor bestrijding Botrytis, luis en virus.

Oogst en na-oogstbehandelingen:

Bloei en oogst:

Oogststadium: bij takken met 10 of meer knoppen tenminste 3 knoppen gekleurd, takken met 5 tot 10

knoppen tenminste twee knoppen gekleurd en bij takken met minder dan 5 knoppen tenminste 1 knop

gekleurd.

Oogsten door afsnijden heeft voorkeur boven optrekken. Oriëntal en Longiflorum-hybriden kunnen niet

worden opgetrokken. Oogst bij voorkeur ’s ochtends. Oriëntals gevoelig voor ontstaan bruine knoppen bij

oogst op warme dagen (30°C of hoger) gevolgd door directe plaatsing in koelcel. Te voorkomen door

eerst paar uur in water in de schuur te laten acclimatiseren alvorens plaatsing in koelcel (4 à 5°C).

Rijpheidsstadiums lelie

Sortiment:

Aziatische hybriden

 Korte trekduur

 Erg lichtbehoeftig

 Verdragen geen hoge temperatuur

 Deel cultivars gevoelig voor bladverbranding

 Relatief kleine bolmaat is bruikbaar

 Genetisch korte cultivars

 Geschikt voor lange bewaring

Oriëntal hybriden

 Minder lichtbehoeftig

 Relatief grote bolmaat

 Deel cultivars gevoelig voor ijzergebrek

 Genetisch korte cultivars

 Teeltduur te verkorten m.b.v. lange dag-behandeling

 Niet altijd geschikt voor lange bewaring

Longiflorum

 Jaarrond te telen

 Geringe lichtbehoefte

 Deel cultivars gevoelig voor ijzergebrek

 Lange oogstperiode door variatie in groei

LA-hybriden

 Geringe lichtbehoefte

 Niet gevoelig voor bladverbranding

 Vrij korte trekduur

OT-hybriden

 Sterke groeier

 Vrij dikke bolmaten gebruiken voor voldoende knopbezetting

Overige groepen

L-O hybriden, OA-hybriden, TA-hybriden

(Bron: Broeien van lelies. Theo de Geus, Onderwijsgroep Noordwest-Holland Agro & Groen. Update Hans Kok, DLV plant, juni 2013)

« Terug naar Actueel